‘- Door mr.dr. Marcel Ruygvoorn (Van Benthem & Keulen) –
Tijd is geld en dat betekent dat een aannemer er groot belang bij heeft om zijn werkzaamheden zo efficiënt mogelijk te verrichten. Dat die werkzaamheden niet altijd maximaal efficiënt zullen worden verricht, weet de aannemer ook; niet alles loopt op de bouw altijd van een leien dakje, dat weet hij en met dat gegeven zal hij, bij het bepalen van de aanneemsom, ook rekening houden. Maar wat indien de aannemer zijn werkzaamheden significant minder efficiënt kan uitvoeren dan door hem, bij het sluiten van de overeenkomst en rekening houdend met – kort gezegd – de gebruikelijke tegenvallers, was voorzien als gevolg van omstandigheden die de opdrachtgever zijn toe te rekenen? Dan leidt dit tot inefficiëntieschade die de aannemer mogelijk wil verhalen op de opdrachtgever.
In de praktijk blijkt dit laatste evenwel vaak lastig te realiseren. In dit artikel wordt ingegaan op de mogelijke juridische grondslagen voor
dergelijke claims en de praktische (bewijs)problemen waar de aannemer bij een dergelijke claim te maken heeft.