Platform Ketensamenwerking 2026

Sinds 2010 organiseren we bijeenkomsten van het platform ketensamenwerking voor corporaties, bouwers, installateurs, leveranciers en andere strategisch impactvolle partijen...

Programma Executive Platform Ketensamenwerking 2026

Het Executive Platform Ketensamenwerking brengt directeuren/bestuurders uit de bouw en vastgoedsector bij elkaar die een uitdagende bouw en verduurzamingsopgave...

Programma High Potential Platform Ketensamenwerking 2026

Het High Potential Platform Ketensamenwerking brengt managers/projectleiders/sleutelfiguren uit de bouw en vastgoedsector bij elkaar die een uitdagende bouw, onderhoud...

In welke mate passen u en uw ketenpartners de principes van ketensamenwerking toe? [2025]

Veel organisaties in de bouw claimen in de samenwerking met externe partijen de principes van ketensamenwerking toe te passen....

Kenmerken van Ketensamenwerking in de Bouw [2025]

Stelling: Het is een keten, we werken samen dus we doen aan ketensamenwerking?! 1. Inleiding In de afgelopen jaren...
Executive Platform Ketensamenwerking, High Potential Platform Ketensamenwerking
Platform Ketensamenwerking 2026
Executive Platform Ketensamenwerking
Programma Executive Platform Ketensamenwerking 2026
High Potential Platform Ketensamenwerking
Programma High Potential Platform Ketensamenwerking 2026
Keten Maturity Modellen
In welke mate passen u en uw ketenpartners de principes van ketensamenwerking toe? [2025]
Artikelen & publicaties
Kenmerken van Ketensamenwerking in de Bouw [2025]
Even voorstellen 

Mijn naam is dr.ing. Marcel Noordhuis, gepromoveerd op het toepassen van ketensamenwerking bij het bouwen & onderhouden van vastgoed. In deze blog breng ik artikelen, onderzoeksresultaten en ervaringen rondom de toepassing van ketensamenwerking samen. Ook publiceer ik met enige regelmaat mijn eigen ervaringen rondom de implementatie van ketensamenwerking. Op deze wijze probeer ik zowel vanuit de theorie alsook uit de praktijk een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de kennis en kunde op het gebied van ketensamenwerking.
Mocht u nog materialen rondom de implementatie van ketensamenwerking hebben die nog niet op mijn blog staan, dan ontvang ik deze graag van u. U kunt mij bereiken via m.noordhuis@platform-ketensamenwerking.nl of 06 - 144 60 880
Resultaten (cijfers) - praktijk

Anders aanbesteden, anders samenwerken door WBL

Ik kwam afgelopen week een post en filmpje tegen van Waterschap Limburg die me enorm deed denken aan de ervaringen die we in de afgelopen jaren hebben opgedaan in de woningbouwsector. Sterker nog, die principes die genoemd worden, de vraagstukken omtrent samenwerken (aanbesteden) en jezelf langjarig aan vaste partijen mogen verbinden, kwamen ook hier langs.

Mijn indruk – na het filmpje bekeken te hebben – is dat de woningbouwsector de Infrasector nog een enorme boost kan geven als het gaat om het delen van ervaringen. Zowel de juridische vragen, alsook de wijze waarop je excellente ketens bouwt, hoe je prestaties meetbaar en transparant maakt, het vraagstuk over verdeel en verdienmodellen, hoe dient het contractmodel gebaseerd op de principes van ketensamenwerking er uit te zien, zijn de afgelopen jaren ook allemaal in de woningbouwsector langsgekomen. Sowieso vind ik het leuk om ervaringen tussen sectoren via mijn blog te delen, dus hierbij de film die WBL heeft laten maken over hun zoektocht naar de beste samenwerkingsvorm met bouwpartijen.

Continue reading
Artikelen & publicaties, Resultaten (cijfers) - praktijk

Ervaringen van 20 jaar ketensamenwerking

Mooi om het verhaal van Egbert Kunst/GroenWest te lezen waarin verslag gedaan wordt van de jarenlange inspanning om ketensamenwerking tussen verschillende partijen in de keten te laten slagen. Zoals we al wisten vergt het een lange adem en gaat het niet alleen over techniek en stenen, maar ook over de organisatie van de samenwerking anders vormgeven. In mijn periode als promovendus en als consultant ben ik al op zoek geweest naar voorbeelden in de NL bouw waarin we konden laten zien dat ketensamenwerking niet alleen in theorie maar ook in de praktijk grote waarde heeft. Mooi ook dat ik aan en af zelf een steentje heb mogen bijdragen aan de vormgeving van de samenwerking bij GroenWest en nog mooier dat daar mensen zitten die ondanks tegenslagen toch koersvast blijven en daar nu samen de vruchten van plukken. Dikke pluim voor de partners en voor Egbert!

Continue reading
Onderzoek

Woningcorporaties als opdrachtgever voor circulaire renovatie en nieuwbouw

Een verkenning naar de eerste circulaire stappen voor woningcorporaties door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de BouwhulpGroep.

Corporaties onderschrijven het thema circulariteit, maar er daadwerkelijk invulling aan geven is niet altijd vanzelfsprekend. Onbekendheid, geen prioriteit of beperkte keuze in het aanbod zorgt ervoor dat er nog weinig circulaire oplossingen worden toegepast.Veel corporaties hebben het thema circulariteit opgenomen in hun beleid, maar er concreet invulling aan geven is een stuk lastiger. Aan de hand van interviews met corporaties die al op een of ander manier bezig zijn, wordt in deze publicatie weergegeven wat zij al gedaan hebben om circulaire stappen te zetten. In dit onderzoek worden de ambities van corporaties op het circulaire vlak achterhaald, maar vooral wat hen tegenhoudt om die ambities waar te maken. Tevens wordt in kaart gebracht welke lessen zij anderen mee willen geven en wat corporaties denken nodig te hebben om verder te komen. Via nevenstaande link kunt u de gehele publicatie downloaden.

Continue reading
Onderzoek

Circulair bouwen, duurder of goedkoper?

Door A.C.F.(Alexander)Draaijer – RUG

In dit onderzoek wordt het effect van circulair bouwen op de Life Cycle Cost(LCC) onderzocht. Door middel van een meervoudige casus studie wordt er onderzocht of circulair bouwen de Life Cycle Cost van kantoorgebouwen beïnvloed. De Life Cycle Cost is onderverdeeld in de vier determinanten:planningskosten, bouwkosten, exploitatie- en beheerkosten en sloopkosten.

De determinanten worden in de literatuur en in de casussen behandeld en per casus geanalyseerd.Het onderzoek is op een exploratieve manier opgesteld om oorzaak en gevolg in kaart te brengen. Hiervoor zijn de vijf casussen: Swettehûs(2022), Triodos Bank(2019), Alliander Duiven(2016), Gemeentehuis Brummen(2013) en Stadskantoor Venlo(2016) onderzocht. Dit zijn kantoorgebouwen met een sterke circulaire ambitie in Nederland. De casussen zijn geschaald op een circulaire meetschaal om de circulaire ambitie te toetsen. Daarna is voor elke casus per Life Cycle Cost determinant geanalyseerd wat het effect is van circulair bouwen op de determinanten en op de totale Life Cycle Cost. Uit de exploratieve analyse blijkt dat circulair bouwen de Life Cycle Cost verlaagt. Wanneer in de ontwerp- en planningsfase keuzes gemaakt worden met betrekking tot circulaire bouw toepassingen en de Life Cycle Cost getoetst wordt op deze toepassingen, kan de Life Cycle Cost fors lager uit vallen ten opzichte van een situatie waarbij een conventioneel gebouw gerealiseerd wordt. Via nevenstaande link kunt u het gehele onderzoek downloaden.

Continue reading
Onderzoek

Op naar beter, Nul op de Meter!

Om aan de doelstellingen van Parijs te voldoen heeft Nederland zich gecommitteerd om de CO2-uitstoot in 2030 met 30% terug te brengen; voor 2050 is energieneutraliteit het doel. Dit betekent een enorme opgave voor het energiezuinig maken van onze gebouwde omgeving, die voor Nederland neerkomt op het renoveren van zo’n 1000 woningen per dag.

Woningcorporaties in Nederland hebben in de afgelopen jaren al duizenden woningen verbeterd naar Nul op de Meter. Voor bewoners is zo’n verbouwing een ingrijpende operatie. De woning moet voor een groot deel worden leeggeruimd en een verbouwing geeft nu eenmaal lawaaioverlast, stof en rommel. Ook komen er dagelijks mensen over de vloer. Soms kunnen bewoners tijdelijk terecht in een wisselwoning, maar ook dat grijpt in de gewone leefsituatie in. Voor een ingrijpende omslag als de transitie naar energieneutraliteit is draagvlak onder bewoners van groot belang.

Bijgaand document vormt de afsluiting van het SIA-RAAK onderzoeksproject ‘Op naar beter, Nul op de Meter!’, uitgevoerd door de Hanzehogeschool Groningen. In het project is samen met partners onderzoek gedaan naar de evaluatie van Nul op de Meter-renovatie vanuit het perspectief van bewoners.

Aan het project hebben vele studenten meegewerkt, als afstudeerder of in het kader van een buitenwerkplaats of vastgoedlab. Uit het onderzoek bleek dat een positieve ervaring van bewoners met NOM-renovatie cruciaal is voor het succes van renovatieprojecten. Laagdrempelige informatie aan bewoners is essentieel; zij weten soms niet hoe om te gaan met de nieuwe installaties en hebben regelmatig moeite om Nul op de Meter te realiseren. Verder bleek dat vooral bewoners met een lage sociaaleconomische status (SES) weinig participeerden bij de voorbereiding van projecten. Via de nevenstaande link kunt u de gehele rapportage downloaden.

Continue reading
Artikelen & publicaties

Inzicht in beleidsacties richting een Circulaire Economie

– Publicatie van Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) 2020 –

De Nederlandse rijksoverheid streeft naar een circulaire economie in 2050. Om deze overgang te stimuleren heeft zij doelen en acties beschreven voor beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. De doelen en acties om deze transitie te versnellen staan beschreven in het Uitvoeringsprogramma circulaire economie 2019 het Rijksbrede programma circulaire economie (2016) en de Transitieagenda’s (2018). Vijf sectoren hebben voorrang: biomassa en voedsel, kunststoffen, de maakindustrie, consumptiegoederen en de bouw.

Inmiddels zijn de acties in het Uitvoeringsprogramma goed van start gegaan: in september 2019 was ruim tachtig procent in uitvoering. Om de versnelling naar de circulaire economie te realiseren, beveelt het RIVM de overheid aan om concreter te benoemen welke veranderingen Nederland in gang wil zetten. Dit maakt het makkelijker om te bepalen welke acties nodig zijn. Ook is daardoor beter te monitoren welke verandering per sector plaatsvindt.

Het RIVM heeft geanalyseerd op welk type actie de nadruk ligt in de drie genoemde beleidsdocumenten. Er blijkt nog vrij weinig aandacht te zijn voor hergebruik en reparatie van producten en materialen, en voor productontwerp. Deze aandacht is nodig voor de gewenste versnelling, wat betrokken partners in reflectiebijeenkomsten bevestigen. Het RIVM beveelt ook aan gedetailleerder in kaart te brengen waar acties per sector zich vooral op richten.

Uit de inventarisatie blijkt dat voor een deel van de acties data over de voortgang ontbreken. Voor een goede monitoring is het belangrijk om deze informatie voor alle acties op dezelfde wijze beschikbaar te hebben. Het bleek waardevol om de analyse van de nadruk en de voortgang met alle betrokken partners te bespreken. Het resultaat is te gebruiken voor de jaarlijkse actualisatie van het uitvoeringsprogramma. Om de resultaten van de acties te kunnen gaan meten, stelt het RIVM per sector indicatoren voor. Denk aan de mate waarin overheden circulair inkopen en de bouwsector materialenpaspoorten gebruikt. Veel data voor de indicatoren kunnen uit bestaande lokale bronnen worden gehaald, maar zijn nog niet structureel beschikbaar. Aanbevolen wordt voor een aantal indicatoren gericht data te verzamelen, te beginnen met indicatoren waarvoor data beschikbaar zijn. Via nevenstaande link kunt u de gehele rapportage downloaden.

Continue reading
Onderzoek

Leren van 15 jaar DBFM-projecten bij Rijkswaterstaat

Deze deelrapportage presenteert de analyse en bevindingen van de interviewronde die het onderzoeksteam van het departement Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) heeft uitgevoerd in kader van het onderzoek Leren van 15 jaar DBFM-projecten bij RWS in opdracht van Bouwend Nederland en Rijkswaterstaat in de periode december 2019 – maart 2020 onder 34 publieke en private betrokkenen bij DBFM-projecten.

Het doel van deze interviewronde was om te achterhalen welke beelden er onder betrokkenen leven ten aanzien van de performance van DBFM-projecten en de invloed van het DBFM-contract op deze performance. De interviews werden gehouden aan de hand van tien kernvragen, waarmee de percepties van de betrokkenen over de performance in kaart zijn gebracht. Het betrof de volgende tien vragen:

  1. Tijd: Heeft DBFM bevorderd dat meer projecten op tijd werden opgeleverd ten opzichte van andere contractvormen? Waardoor komt dat?
  2. Financiën: Heeft DBFM bevorderd dat projecten voor het bedrag zoals overeengekomen – de contractwaarde – worden gerealiseerd en dat opdrachtnemers (SPC, EPC en MTC) een aanvaardbaar rendement realiseren?
  3. Kwaliteit: Heeft DBFM voor meer of minder procesen productkwaliteit gezorgd ten opzichte van andere contractvormen? Is de life-cycle-benadering voldoende uit de verf gekomen? Waardoor komt dat?
  4. Innovatie: Heeft DBFM meer of juist minder innovaties en optimalisaties gebracht dan andere contractvormen? Waardoor komt dat?
  5. Beschikbaarheid: Welke invloed heeft het beschikbaarheidsinstrumentarium gehad op het proces en de uitkomst, waaronder beschikbaarheid, van de projecten? Waardoor kwam dat?
  6. Risico’s: Hoe heeft DBFM het risicoprofiel van projecten beïnvloed? Wat is de implicatie voor de aard van de risico’s en de verdeling van de risico’s (ook binnen het consortium) en de mogelijkheid om risico’s te managen?
  7. Flexibiliteit: Is er binnen DBFM voldoende flexibiliteit aanwezig om wijzigingen in het project te verwerken? Waardoor komt dat?
  8. Samenwerking: Heeft DBFM geleid tot een betere samenwerking tussen opdrachtgever (OG) en opdrachtnemer (ON) en tussen opdrachtnemers onderling ten opzichte van andere contractvormen?
  9. De rol van de banken en investeerders: Wat is rol van de investeerders en banken, met inbegrip van de rol van de Lenders’ Technical Advisors (LTA) binnen DBFM? Wat zijn de positieve en negatieve effecten daarvan voor het risicomanagement?
  10. Lessen en toekomst DFBM: Welke lessen kunnen we leren van de DBFM-praktijk zoals deze zich de afgelopen 15 jaar heeft ontwikkeld?

De gehele rapportage kunt u via de nevenstaande link downloaden.

Continue reading
Onderzoek

Verspilde moeite, over faalkosten in de bouwsector

– Publicatie van de ABN AMRO –

Faalkosten zijn een vast gegeven in de bouwsector, of het nu economisch goed gaat of niet. Uit de rapportage blijkt dat 39 procent van de ondervraagde bedrijven faalkosten heeft van 5 procent of meer van de aanneemsom. Het bouwproces is complex, waardoor het lastig is om deze kosten onder controle te houden. Faalkosten vormen een grote last waar elk bouwbedrijf vroeg of laat mee te maken krijgt. Door de faalkosten te verlagen kan het bedrijfsresultaat aanzienlijk verbeteren, zeker gezien de lage winstmarges in de sector. Kostenbeheersing is een onderwerp dat leeft in de sector. Veel bedrijven doen hun best om de faalkosten zo laag mogelijk te houden.

In de rapportage doet de ABN AMRO vijf aanbevelingen om de faalkosten binnen het bouwbedrijf te verminderen. Dit zijn aanbevelingen die voortkomen uit de interviews en de enquête die wij hebben gehouden. Ze zijn dus afkomstig van de bouwbedrijven zelf. Het navolgende overzicht bevat aanbevelingen die u kunt vertalen naar de praktijk van uw eigen organisatie.

1. Goede voorbereiding is het halve werk
Meerdere partijen geven aan dat meer tijd moet worden besteed aan de startfase: de fase waarin het ontwerp wordt gemaakt en het project wordt voorbereid. Meer tijd besteden aan de wensen van de opdrachtgever, een realistische planning en identificering van risico’s bij de start van het proces zorgt voor minder onzekerheid en kosten in de uitvoeringsfase. Met een goede voorbereiding worden wijzigingen door de opdrachtgever in de uitvoeringsfase voorkomen. Juist in die fase werken wijzigingen zeer verstorend aangezien ze onverwachte kosten, vertragingen, kwaliteitsissues en dus claims kunnen veroorzaken.

2. Samen kom je verder
In een sector waar zoveel partijen één product maken, is goede samenwerking essentieel. Het optimaliseren van die samenwerking, binnen en tussen bedrijven, zorgt voor meer kennisinbreng, meer betrokkenheid en minder misverstanden tussen alle partijen. De bedrijven die de enquête hebben ingevuld, noemen samenwerken met vaste partners als belangrijkste stap om de faalkosten te verminderen. Bedrijven die in de crisis vasthielden aan vaste partners profiteren daar nu van, terwijl er ook voorbeelden zijn van partijen die het tegenovergestelde deden en daar nu de nadelen van ondervinden. Het samenbrengen van de belangrijkste partijen in een bouwteam helpt het bouwproces en de planning. Dat vereist wel dat veel aandacht wordt besteed aan de samenstelling van het bouwteam en op welk moment in het bouwproces partijen bij elkaar worden gebracht. Het is dus zaak dat partijen elkaar leren kennen en daar op voortbouwen.

3. Op ervaring kun je bouwen
De bouwsector is in korte tijd geconfronteerd met zowel laag- als hoogconjunctuur. De meest recente crisis was diep en gaf de bouwsector een flinke tik. Veel vakmensen verloren hun baan. Veel werknemers werden zelfstandig. Vooral jonge bouwlieden kwamen op een zijspoor en de instroom bij opleidingen droogde op. Door het geringe aantal bouwprojecten in de crisisjaren hebben dus relatief weinig mensen ervaring op kunnen doen met opdrachtgeverschap voor de bouw, bouwwerkzaamheden of risicomanagement. Met de omslag in het economisch tij ondervindt de sector hiervan nog steeds de gevolgen, zoals blijkt uit de interviews. Wanneer het ontbreekt aan de juiste ervaring, kennis en vaardigheden wordt het risico op fouten vanzelfsprekend groter. Opleiden van werknemers loont dus.

4. Innovatie en standaardisatie
Procesoptimalisatie en procesinnovatie, zoals efficiënter plannen, digitalisering en automatisering, helpen bij het voorkomen van fouten en het verlagen van de kosten. De geïnterviewde bedrijven geven aan dat, het belangrijk blijft om verder te innoveren en te verbeteren. Door nu in te zetten op innovatie zorgen bedrijven voor lagere (faal)kosten op de langere termijn. De meeste geïnterviewde bedrijven komen met voorbeelden van innovatie, terwijl dit bij de geënquêteerde bedrijven in mindere mate naar voren komt. Standaardisatie van het proces, product en project is ook innovatie.

5. Deel kennis met elkaar en leer van fouten
De geïnterviewde bouwers en adviseurs zien kansen in het leren van gemaakte fouten. Bedrijven moeten intern en met hun partners open communiceren over wat fout gaat. Dat betekent dat bedrijven de tijd moeten nemen om terug te kijken en gedurende het werk al lijsten moeten bijhouden met de meest voorkomende fouten, bijvoorbeeld per fase of type project. Ook het verminderen van de afhankelijkheid van een of enkele personeelsleden met unieke kennis en vaardigheden zorgt voor een daling van de faalkosten. Zorg dat hun kennis, ook
over waar het mis kan gaan, gedeeld wordt. Die kennis is dan meer waard

Continue reading
Artikelen & publicaties

Inefficiëntieschade in de bouw en installatietechniek

‘- Door mr.dr. Marcel Ruygvoorn (Van Benthem & Keulen) –

Tijd is geld en dat betekent dat een aannemer er groot belang bij heeft om zijn werkzaamheden zo efficiënt mogelijk te verrichten. Dat die werkzaamheden niet altijd maximaal efficiënt zullen worden verricht, weet de aannemer ook; niet alles loopt op de bouw altijd van een leien dakje, dat weet hij en met dat gegeven zal hij, bij het bepalen van de aanneemsom, ook rekening houden. Maar wat indien de aannemer zijn werkzaamheden significant minder efficiënt kan uitvoeren dan door hem, bij het sluiten van de overeenkomst en rekening houdend met – kort gezegd – de gebruikelijke tegenvallers, was voorzien als gevolg van omstandigheden die de opdrachtgever zijn toe te rekenen? Dan leidt dit tot inefficiëntieschade die de aannemer mogelijk wil verhalen op de opdrachtgever.

In de praktijk blijkt dit laatste evenwel vaak lastig te realiseren. In dit artikel wordt ingegaan op de mogelijke juridische grondslagen voor
dergelijke claims en de praktische (bewijs)problemen waar de aannemer bij een dergelijke claim te maken heeft.

Continue reading
Artikelen & publicaties

Werkboek over hergebruiksmogelijkheden van grondstoffen en materialen in de industrie, de bouw en de stedelijke omgeving

– Dit is een uitgave van het lectoraat Building Future Cities van de Hogeschool Utrecht –

In de afgelopen drie jaar deden studenten van de Hogeschool Utrecht voor partners uit het EFRO project Werkspoorkwartier verschillende studies naar circulaire ketens. Deze projecten leidden tot nieuwe inzichten op circulaire gebiedsherontwikkeling, bouw en productieketens. In dit werkboek laten we de uitkomsten van verschillende studentenprojecten zien. Met deze case studies willen we de gevolgen van de circulaire economie voor de bouw, de industrie en de stedelijke ontwikkeling duidelijk maken voor hogeschoolstudenten en praktijkpartijen.

Het werkboek wordt gebruikt bij de specialisatie Circulaire Stad van de opleiding Built Environment. Verder gebruiken een aantal Quest-studentenprojecten van het Institute for Design & Engineering het werkboek de resultaten van voorgaande projectgroepen ten behoeve van hun eigen onderzoek. Ook bespreken we met andere opleidingen op welke manier deze of een volgende versie voor hun studenten kan worden gebruikt.

Continue reading